Vermogensrendementheffing IB 2022

Oude en nieuwe methode uitgelegd

Het oordeel van de Hoge Raad dat de manier waarop vermogen wordt belast in Box 3 niet rechtmatig is, heeft vanzelfsprekend gevolgen voor spaartaks. In 2026 moet er een nieuw stelsel zijn waarin de vermogensrendementheffing meer overeenstemt met het werkelijke rendement op vermogen. Tot die tijd zijn er maatregelen genomen. Dit heeft gevolgen voor de aangifte over 2022 en de voorlopige aanslag voor 2023. Lees hier welke.

Compensatieregeling Box 3: hoe zat het ook alweer?

In december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het heffen van zogenoemde  spaartaks in strijd is met de wet. Het heffen van dit vermogensrendement door de Belastingdienst, leidt ertoe dat spaarders belasting betalen over een fictief rendement op hun vermogen, dat vaak (veel) hoger lag dan het daadwerkelijke rendement. Het daadwerkelijke rendement – zo besloot de rechter- en niet een fictief rendement, moet worden belast. 

Belastingaangifte 2022

De belastingaangifte over 2022 staat voor de deur. Als je beschikt over vermogen, dan kan het rendement hierover in Box 3 belast worden. Om te voorkomen dat je meer belasting over rendement betaalt dan je daadwerkelijke rendement, heeft de Belastingdienst een tijdelijke methode ontwikkeld die in de aangifte is opgenomen: Hierbij mag je (of namens jou, de boekhouder) een keuze maken tussen twee opties; de oude of een nieuwe -tijdelijke- manier van belasten. Het aangifteprogramma gaat na welke voor jou het meest voordelig is.

Optie 1: fictief rendement

In de aangifte wordt ten eerste berekend hoeveel belasting je over het rendement op vermogen betaald volgens de manier die in het verleden gehanteerd werd. De Belastingdienst gaat uit van een fictief rendement dat je behaald zou hebben door deels te beleggen en deels te sparen. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat hoe groter je vermogen is, hoe hoger het behaalde rendement is. Over het fictieve rendement dat wordt berekend op je vermogen in 2022 betaal je 31% belasting.

Optie 2: onderscheid spaargeld, bezittingen en schulden

Vervolgens wordt met een nieuwe (tijdelijke) methode vastgesteld hoeveel belasting je over je vermogen zou moeten betalen. Deze methode is meer ingewikkeld dan de voorgaande, omdat er gekeken wordt naar de werkelijke verdeling van je vermogen. Je spaargeld, overige bezittingen/beleggingen en schulden worden in kaart gebracht. De Belastingdienst bepaalt -uiterlijk 28 februari 2023- welk rendement realistisch is over deze drie groepen. Vooralsnog zijn de te verwachten percentages 0,01% op spaargeld, 5,53% op overige bezittingen en op schulden 2,46%. Zo wordt spaargeld veel lager belast dan overige bezittingen (zoals beleggingen) en betalen spaarders een lager bedrag (want lager rendement) dan beleggers (met een meestal hoog rendement). En doordat het rendement op schulden afgetrokken wordt van het rendement op vermogen, ontstaat er een meer realistisch beeld van het werkelijk behaalde rendement. Dit is het deel waarover in 2022 31% belasting (vermogensrendementheffing of spaartaks) betaald moet worden, mits het berekend saldo lager is dan in de oude methode.

Let op; de term ‘nieuwe methode’ lijkt te verwijzen naar toekomstige aangiften, maar bovenstaande regeling van 2023 is dan wel nieuw, maar nog niet definitief. Het werkelijke rendement moet verfijnd worden en zal vooralsnog per 2026 ingaan. Tot die tijd zullen tijdelijke belastingmethodes in werking worden gesteld.

Vermogensrendementheffing voorlopige aanslag 2023

Het box 3-inkomen op de voorlopige aanslag 2023 is berekend met de nieuwe rekenmethode. Er wordt dus uitgegaan van de werkelijke verdeling van je vermogen, waarbij de volgende voorlopige rendementspercentages worden gehanteerd: 0,36% op spaargeld, 6,17% op beleggingen en overige bezittingen en 2,57% op schulden. Begin 2024 worden de definitieve percentages voor 2023 vastgesteld.

Heffingsvrij vermogen

Voor de vermogensrendementheffing bestaat een belastingvrije voet: over vermogen tot € 50.650 hoeft geen belasting te worden betaald. De te heffen spaartaks zoals hierboven beschreven, is dus alleen van toepassing op het vermogen dat hoger is dan de belastingvrije voet.  Je mag, met andere woorden, het vermogen in 2022 mindering brengen met € 50.650 om tot het belastbaar vermogen te komen. In 2023 stijgt het heffingsvrije vermogen naar € 57.000. Tegelijk stijgt het belastingtarief over het belastbaar vermogen per 1 januari 2023 met 1%.

Meer weten?

De consumentenbond legt in dit artikel meer gedetailleerd en met rekenvoorbeelden uit hoe de oude en nieuwe methode voor het belasten van vermogen over 2022 eruitzien. Op de website van de belastingdienst vind je de meest actuele rente- en belastingpercentages volgens de oude methode . Met dit hulpmiddel zie je hoe de Belastingdienst je box 3 inkomen berekent op de nieuwe manier. Wil je weten hoe vermogensrendement wordt berekend op je voorlopige aanslag in 2023? Je leest het hier. Natuurlijk kun je voor vragen of meer informatie bij ons terecht. Bel of mail ons gerust.